DE SPIRITUELE KERN VAN DE ISLAM
De islam kent enkele fundamentele spirituele concepten die de kern van het geloof vormen. Hieronder worden de belangrijkste beschreven.
Tawḥīd: eenheid van God
Dit is het absolute monotheïsme in de islam. Tawḥīd betekent letterlijk "één maken" en verwijst naar de overtuiging dat God één, uniek en ondeelbaar is. Moslims belijden dit in de shahāda (geloofsgetuigenis): "Lā ilāha illā-llāh" - er is geen god behalve Allah. Een korte Koranpassage benadrukt dit:
"Zeg: Hij is Allah, de Enige." (Koran 112:1)
God heeft geen deelgenoten; het aanbidden van iets of iemand naast God (shirk) geldt dan ook als de grootste zonde in de islam. Tawḥīd is de kern van de islamitische geloofsleer en ligt ten grondslag aan alle andere aspecten van het geloof.
Risāla: profetie
Hiermee wordt de geloofsleer rond profeten en openbaring bedoeld. Moslims geloven dat God door de geschiedenis heen boodschappers (rusul) en profeten (anbiyāʾ) heeft gestuurd om de mensheid te leiden, met als laatste en belangrijkste profeet Mohammed (vrede zij met hem). Risāla betekent letterlijk "boodschap" en verwijst naar de goddelijke boodschap die profeten overbrengen.
De profeten - onder wie Abraham, Mozes en Jezus - verkondigden allen de eenheid van God en riepen op tot rechtvaardigheid. Mohammed wordt gezien als de boodschapper van God, "het zegel der profeten", aan wie de finale openbaring (de Koran) is gegeven. Zijn leven en uitspraken vormen samen de soenna (profetische traditie), die na de Koran de tweede leidraad is voor moslims.
ʿIbāda: aanbidding
Dit begrip duidt op alle vormen van dienen en aanbidden van God. Vaak verstaat men hieronder de voorgeschreven religieuze rituelen, maar in bredere zin omvat ʿibāda het idee dat de mens geschapen is om God te dienen in alle facetten van het leven.
In de islam strekt aanbidding zich dus verder uit dan alleen rituelen: "Worship is expressed not only in rituals, but in all good deeds". Zo worden naast gebed ook goede daden, liefdadigheid, ethisch handelen en bescheidenheid gezien als vormen van aanbidding. Het centrale doel van ʿibāda is om voortdurend het besef levend te houden van Gods aanwezigheid en heerschappij, en het leven in volledige overgave (islām) aan Hem in te richten.
Fitra: natuurlijke aanleg
Volgens de islam wordt ieder mens geboren met een aangeboren zuivere natuur, fitra genaamd. Dit is de innerlijke aanleg om in God te geloven en goed van kwaad te onderscheiden - vergelijkbaar met een soort geweten of oorspronkelijke staat van onschuld.
De profeet Mohammed onderwees: "Elke pasgeborene wordt geboren op de fitra; het zijn zijn ouders die hem tot jood, christen of heiden maken." (Ṣaḥīḥ al-Bukhārī)
Dit impliceert dat de erkenning van één God als het ware in de menselijke natuur verankerd is. De Koran verwijst hiernaar:
"Richt uw aangezicht op de godsdienst als hanīf (oprecht monotheïst), volgens de fitra van Allah waarop Hij de mensen heeft geschapen." (Koran 30:30)
Deze fitra kan door opvoeding en omgeving vertroebeld raken, maar de islam wordt gezien als de "terugkeer" naar die oorspronkelijke, pure aanleg.
Taqwā: godsbewustzijn
Dit wordt vaak vertaald als vroomheid of ontzag voor God. Taqwā duidt op een diepgeworteld bewustzijn van Gods alomtegenwoordigheid en het streven om naar Zijn wil te leven. Iemand met taqwā probeert zonden te vermijden en het goede te doen, uit respect en liefde voor de Schepper.
De Koran benadrukt taqwā als leidraad voor ethisch gedrag en als maatstaf van iemands waardigheid:
"Voorwaar, de meest nobele van jullie bij Allah is degene die het meest godsbewust (atqākum) is." (Koran 49:13)
Taqwā fungeert als innerlijk kompas; het is een spirituele houding die de mens aanspoort om zowel in het openbaar als in het verborgene rechtschapen te zijn. Men zou kunnen zeggen dat taqwā het hart verbindt met tawḥīd: omdat God één is en alles ziet, leeft de gelovige in voortdurend besef van verantwoordelijkheid tegenover Hem.
Deze spirituele concepten benadrukken dat de mens bedoeld is om in oprechte overgave voor één God te leven, volgens de weg van de profeten, en daarbij zijn natuurlijke neiging tot het goede te volgen. De spirituele kern van de islam ligt dan ook in die persoonlijke band met de Ene God, gebaseerd op geloof, herinnering en bewustwording.
DE HEILIGE TEKSTEN: KORAN EN HADITH
De islamitische traditie kent twee heilige teksten die samen het fundament vormen van geloof en praktijk: de Koran en de Hadith.
De Koran - structuur, inhoud en centrale thema's
De Koran (al-Qurʾān, letterlijk "het reciteren") is de heilige schrift van de islam en volgens moslims het letterlijke woord van God zoals geopenbaard aan profeet Mohammed. De tekst is opgesteld in het Arabisch en is naar vorm en inhoud uniek binnen de islamitische traditie.
Structuur: De Koran bestaat uit 114 hoofdstukken, soera's genaamd, die onderling van lengte variëren. Elke soera is opgedeeld in verzen, āyāt (enkelvoud āya, wat letterlijk "teken" of "bewijs" betekent). In totaal bevat de Koran iets meer dan 6.200 verzen. De hoofdstukken zijn niet chronologisch gerangschikt volgens openbaringsdatum, maar grotendeels op lengte (lange soera's vooraan, kortere achteraan). Vrijwel elke soera begint met de formule bismillāh - "In de naam van God, de Barmhartige Erbarmer" - als zegening, met uitzondering van soera 9.
Historisch gezien wordt onderscheid gemaakt tussen Mekkiaanse en Medinaanse openbaringen: verzen die geopenbaard zijn vóór de migratie (hidjra) naar Medina in 622 n.Chr., en verzen daarna. De Mekkaanse teksten (vroegere openbaringen) zijn meestal korter en focussen op geloofskwesties en ethiek, terwijl de latere Medinaanse passages vaak langer zijn en ook juridische en sociale voorschriften bevatten, passend bij de groeiende moslimgemeenschap in Medina.
Inhoud en centrale thema's: De Koran bestrijkt een breed scala aan onderwerpen, maar alles is doordrongen van enkele centrale thema's:
- Monotheïsme: De absolute eenheid en verhevenheid van God (Allah) is het allerbelangrijkste thema. De Koran herhaalt dat God de enige Schepper en Heer is, zonder gelijken. Veel verzen benadrukken Gods prachtige namen en eigenschappen en roepen de mensheid op Hem alleen te dienen. Tawḥīd (eenheid van God) is de rode draad.
- Profetie en Schrift: De Koran plaatst zich in de rij van eerdere openbaringen. Er wordt verwezen naar figuren als Adam, Noach, Abraham, Mozes, David, Jezus en vele andere profeten. Hun verhalen worden verteld ter lering en waarschuwing. Hiermee benadrukt de Koran continuïteit: Mohammed bevestigt dezelfde boodschap als zijn voorgangers. De Koran zelf wordt beschreven als "leiding voor de mensen" en "onderscheiding tussen goed en kwaad". Hij noemt zich "een Boek waarin geen twijfel is, een leidraad voor de godsvruchtigen". Centraal staat ook dat de Koran onnavolgbaar en onfeilbaar is volgens moslims, omdat het Gods eigen woorden zijn.
- Leiding en wetgeving: Hoewel de Koran geen wetboek is, bevatten circa 8% van de verzen juridische of morele voorschriften. Het gaat dan om richtlijnen voor religieuze plichten en persoonlijk moraal (gebed, vasten, armenzorg, eerlijkheid, kuisheid), maar ook om sociale wetten (huwelijk, erfenis, transacties) en strafbepalingen voor enkele ernstige misdrijven. De Koran biedt ethische basisprincipes voor menselijk handelen, zoals mededogen met zwakken, gerechtigheid, eerlijkheid in handel, integriteit in rechtspraak. Concrete juridische details voor complexe situaties zijn beperkt in de Koran - daarom werden hadith en juridische interpretatie onmisbaar (zie sectie 5). Een klein aantal misdaden en straffen wordt bij name genoemd in de Koran (bijv. overspel, diefstal, krijgshandelingen), maar het merendeel van de sharīʿa moest ontwikkeld worden op basis van Koran in combinatie met soenna.
- Eschatologie: De Koran schildert levendig de toekomstige realiteit van het hiernamaals. Het spreekt over de Dag des Oordeels, paradijs (Djanna) en hel (Djahannam), en roept mensen op zich voor te bereiden op verantwoording. Dit thema dient als aansporing tot moreel leven en als troost voor verdrukten: uiteindelijk zal God rechtvaardig oordelen. Het idee van opstanding van de doden en het eeuwige leven na de dood is een centraal dogma dat de Koran voortdurend benadrukt - en dat door islamitische geleerden fel verdedigd werd tegen elke ontkenning (zie Ghazali's kritiek op de filosofen).
- Verhalen en voorbeelden: Een aanzienlijk deel van de Koran bestaat uit verhalen over vroegere volkeren en profeten. Deze verhalen (zoals die van de profeten Josef, Mozes, Jezus, maar ook minder bekende als Hūd, Ṣāliḥ en Loqman) dienen als lessen en morele voorbeelden. Ze benadrukken Gods betrokkenheid bij de geschiedenis en laten zien hoe geloof en ongeloof uitwerken (gelovigen worden gered, hoogmoedigen uiteindelijk gestraft). De profeten fungeren als rolmodel van geloof, geduld en gehoorzaamheid.
- Retoriek en stijl: De taal van de Koran is hoogstaand en ritmisch. Literair gezien maakt de tekst gebruik van rijmproza, herhalingen, metaforen en contrasten om de boodschap in te prenten. De esthetiek en orale voordrachtsstijl maakten de openbaring voor de eerste toehoorders gedenkwaardig en indrukwekkend. Moslims beschouwen de Koran qua taal en inhoud als miraculeus (iʿdjāz), en traditioneel wordt memorisering en melodiële recitatie van de Koran als een verdienstelijke daad gezien. De Koran zelf verwijst trots naar zijn onnavolgbare aard en daagt critici uit iets dergelijks voort te brengen.
Tot de kernboodschap van de Koran behoort het oproepen tot monotheïsme en vroomheid, het vestigen van een rechtvaardige levenswandel, en het troosten en waarschuwen van de mens.
De Koran is in de eerste plaats een spirituele gids, geen chronologische vertelling of systematisch theologisch traktaat. Zijn boodschap wordt geacht universeel geldig te zijn, en moslims zien de Koran dan ook als de hoogste bron van waarheid en normativiteit.
De rol van de Hadith en soenna
Naast de Koran vormen de hadith - de overleveringen van de uitspraken en handelingen van profeet Mohammed - de tweede voornaamste bron van het islamitisch geloof en leven. Waar de Koran het woord van God is, zijn hadith-verslagen het woord en voorbeeld van de profeet, en samen met de Koran vormen zij de basis van de soenna (de profetische traditie).
Wat zijn hadith? Het Arabische woord ḥadīth betekent letterlijk "vertelling" of "mededeling". In de islamitische context is het een gerapporteerde uitspraak, handeling of stilzwijgende goedkeuring van Mohammed of zijn directe metgezellen. Elke hadith bestaat uit twee delen: de isnād (keten van overleveraars die het verhaal hebben doorgegeven) en de matn (de inhoudelijke tekst van de overlevering).
Al vroeg ontwikkelden geleerden een verfijnde wetenschap om de authenticiteit van hadith te verifiëren door de betrouwbaarheid van de overleveraars en de continuïteit van de keten te onderzoeken. Op basis van strenge criteria werden hadith ingedeeld in categorieën zoals ṣaḥīḥ (authentiek), ḥasan (goed) of ḍaʿīf (zwak). Dit proces was cruciaal omdat hadith een enorme invloed kregen op wetsvorming en dagelijkse praktijk.
Gezag van de hadith: Voor de overgrote meerderheid van de moslims gelden betrouwbare hadith als een essentiële aanvulling op de Koran. Ze geven nadere uitleg bij Koranverzen en bieden richtlijnen voor zaken waar de Koran zelf zwijgt of slechts algemene principes geeft. De hadith vormen tezamen de soenna, het voorbeeld van de profeet, dat moslims navolgen.
In feite is het zo dat veel details van de islamitische rituelen en wetten vooral uit hadith bekend zijn. Zo wordt het exacte format van het rituele gebed, de hoeveelheid van de zakāt (armenbelasting), of de volgorde van de pelgrimsrituelen in de Koran nauwelijks beschreven - moslims kennen deze primair dankzij profetische overleveringen.
Hadith hebben dus een zeer praktisch gezag: "Voor verreweg de meeste moslims vullen de ahādīth de Koran aan", en een groot deel van de sharīʿa-regels is dan ook ontleend aan hadith eerder dan direct aan de Koran.
"Wie de Boodschapper gehoorzaamt, gehoorzaamt Allah." (Koran 4:80)
Tegelijk benadrukt de islamitische traditie dat de profeet zelf onfeilbaar is in religieuze zaken, maar niet goddelijk. Zijn uitspraken zijn geen vervanging van de Koran, maar een toelichting en toepassing. Daarmee is gehoorzaamheid aan de hadith indirect gehoorzaamheid aan God, zolang de hadith authentiek zijn. Dat verklaart waarom moslimgeleerden zo'n nadruk legden op de verificatie: men wilde zeker zijn dat men daadwerkelijk het ware profetische voorbeeld volgde.
Belangrijkste verzamelingen: In de eerste twee eeuwen na Mohammeds dood (632) werden duizenden overleveringen mondeling en schriftelijk verzameld en geverifieerd. Uiteindelijk zijn er zes klassieke verzamelingen ontstaan die in de soennitische islam als zeer gezaghebbend gelden (de Ṣiḥāḥ Sitta of "Zes betrouwbare boeken"). De twee voornaamste daarvan - vaak al-Ṣaḥīḥayn genoemd, "de twee authentieken" - zijn:
- Ṣaḥīḥ al-Bukhārī: samengesteld door imam Mohammed al-Bukhārī (†870) in de 9e eeuw. Deze collectie bevat rond 7.000 hadith (met herhalingen meegerekend; circa 2.600 unieke overleveringen) die aan de strenge authenticiteitscriteria van al-Bukhārī voldeden. Het wordt beschouwd als het meest betrouwbare boek na de Koran.
- Ṣaḥīḥ Muslim: samengesteld door imam Muslim ibn al-Ḥajjāj (†875), met eveneens enkele duizenden overleveringen. Muslim's criterium was iets ruimer op punten waar Bukhārī strenger was, maar ook dit werk wordt zeer hoog aangeslagen. Ṣaḥīḥ Muslim en Ṣaḥīḥ Bukhārī samen worden de Sahīhayn (Twee Sahīhs) genoemd en bevatten vele overlappende overleveringen.
Daarnaast zijn er:
- Sunan Abī Dāwūd
- Jāmiʿ al-Tirmidhī
- Sunan al-Nasā'ī
- Sunan Ibn Mājah
In deze werken ligt de nadruk vaak op specifieke onderwerpen (zoals wetsvragen). Gezamenlijk bestrijken deze zes boeken nagenoeg het hele scala aan religieuze overleveringen. Soennitische geleerden uit latere tijd hebben uitgebreide commentaren op deze werken geschreven.
Binnen het sjiisme bestaan afzonderlijke hadith-werken, zoals Al-Kāfī van al-Kulaynī, waarin uitspraken van de profeet én van de imams zijn opgenomen. De sjiitische traditie kent vier hoofdcanonieke hadithverzamelingen. (Sjiitische en soennitische hadith komen deels overeen - met name als het gaat om uitspraken van de profeet - maar verschillen waar het de uitspraken en biografieën van ʿAlī en de twaalf imams betreft.)
Voorbeeld - de vijf zuilen in een hadith: De status van hadith blijkt uit een beroemde overlevering waarin de profeet de kernplichten van de islam samenvat. ʿAbdallāh ibn ʿOmar verhaalt dat de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) zei:
Deze hadith laat zien hoe essentieel de hadith-literatuur is voor het begrijpen van de islamitische geloofspraktijk. Zonder hadith zou men immers de details van bijvoorbeeld het gebed of de exacte formulering van de geloofsgetuigenis niet kennen.
Functie van hadith in het dagelijks leven: Moslims raadplegen hadith niet alleen voor juridische kwesties, maar ook voor spirituele inspiratie en morele adviezen. Er zijn talloze korte profetische uitspraken die richting geven in het dagelijks leven - bijvoorbeeld over de intentie (niyya) waarmee men handelt:
Zulke wijsheden uit de soenna helpen moslims om hun karakter te vormen (akhlāq) in navolging van de profeet, die beschreven wordt als "een prachtig voorbeeld" (Koran 33:21).
Zonder hadith zou de Koraninterpretatie abstract blijven. Zonder de Koran zouden hadith hun verankering missen. Beide zijn daarom onlosmakelijk verbonden in de islamitische traditie.
DE VIJF ZUILEN EN HUN BETEKENIS
De vijf zuilen (arkān) van de islam vormen de kernpraktijken die elke moslim in acht behoort te nemen. Ze worden "zuilen" genoemd omdat ze als pijlers het geloof dragen - zowel spiritueel als ethisch.
Shahāda: geloofsgetuigenis
"Ashhadu an lā ilāha illā-llāh, wa ashhadu anna Muḥammadan
rasūlu-llāh"
"Ik getuig dat er geen god is behalve Allah, en ik getuig dat Mohammed de
boodschapper van Allah is."
Deze korte proclamatie is de eerste pilaar en de sleutel tot het islamitisch geloof. Door de shahāda uit te spreken met oprechte overtuiging treedt men toe tot de islam.
Spirituele dimensie: De shahāda vestigt een directe band tussen de gelovige en God - het is een uitdrukking van volledige overgave en toewijding. Het erkennen van de eenheid van God (tawḥīd) en het profeetschap van Mohammed vormt de basis van alle andere geloofspraktijken.
Ethische dimensie: Wie de geloofsgetuigenis uitspreekt, verbindt zich er ethisch toe te leven volgens Gods wil en het voorbeeld van de Profeet. Het impliceert waarachtigheid en trouw aan de goddelijke bevelen. De shahāda brengt de plicht mee om geen enkele vorm van afgoderij of bijgeloof te tolereren - men belooft immers dat alleen God als hoogste gezag wordt erkend.
Ṣalāt: ritueel gebed
Vijfmaal daags verrichten moslims op vaste tijden het rituele gebed, de ṣalāt. Deze gebeden - bij dageraad, rond het middaguur, in de late middag, bij zonsondergang en 's avonds - bestaan uit recitatie van Koranverzen (met name de opening, al-Fātiḥa) en vaste bewegingen (staan, buigen, knielen, zitten).
Spirituele betekenis: Het gebed is het voornaamste middel van contact met God en houdt de gelovige de hele dag door in herinnering aan het goddelijke. Tijdens de ṣalāt stapt men even uit de wereldse beslommeringen om zich volledig tot God te richten. Dit kweekt nederigheid, discipline en focus.
Ethische betekenis: Regelmatig gebed structureert het leven
rond spiritualiteit en bevordert zelfbeheersing. Het weerhoudt gelovigen
ervan verkeerde daden te verrichten:
"Voorwaar, het gebed weerhoudt van onzedelijkheid en kwaad"
(29:45).
Het gemeenschapsgebed, met name op vrijdag, schept broederschap en
gelijkheid: iedereen staat schouder aan schouder voor God.
Zakāt: aalmoesgiving
Dit is de verplichte armenbelasting. Jaarlijks behoort een moslim die boven een bepaalde drempel (nisāb) aan bezit uitkomt, ongeveer 2,5% van zijn vermogen af te dragen aan behoeftigen of voor goede werken. Zakāt is hiermee een mechanisme van vermogensherverdeling en sociale zorg.
Spirituele betekenis: Het geven van zakāt zuivert zowel het hart van de gever als het bezit. Men erkent ermee dat rijkdom een gave van God is en toont dankbaarheid door er anderen in te laten delen. Het cultiveert vrijgevigheid en bevrijdt de ziel van materialisme.
Ethische betekenis: Zakāt bevordert solidariteit en rechtvaardigheid. Het zorgt voor een sociaal vangnet en verkleint de kloof tussen arm en rijk. Naast de verplichte zakāt kent de islam ook vrijwillige liefdadigheid (ṣadaqa), die zeer wordt aangemoedigd - zelfs een glimlach geldt als een daad van ṣadaqa.
Ṣawm: vasten tijdens Ramadan
Elk jaar in de maand Ramadan onthouden moslims zich van zonsopkomst tot zonsondergang van eten, drinken, roken en intieme omgang. Dit dagelijks vasten gedurende 29-30 dagen is een intense spirituele oefening en een van de meest zichtbare plichten.
Spirituele betekenis: Het vasten leert zelfbeheersing en geduld, en scherpt het bewustzijn (taqwā) voor God. Door af te zien van basisbehoeften leert men de dominantie van de geest over het lichaam. Ramadan is een periode van devotie, met extra gebeden (tarāwīḥ) en Koranlezen.
Ethische betekenis: Vasten bevordert empathie voor de armen en vergroot mededogen en vrijgevigheid. Het zuivert ook het karakter - men oefent zich in goed gedrag, het vermijden van leugens en conflicten. Ramadan is bovendien een gemeenschapservaring: families komen samen voor de ifṭār-maaltijd, en het einde wordt gevierd met ʿĪd al-Fiṭr, een feestdag van dankbaarheid en verbondenheid.
Ḥajj: bedevaart naar Mekka
Iedere moslim die daartoe lichamelijk en financieel in staat is, moet eenmaal in het leven de pelgrimstocht naar Mekka ondernemen. Tijdens de jaarlijkse ḥajj voeren pelgrims rituelen uit rond de Kaʿba en omgeving: ṭawāf, bidden op de vlakte van ʿArafāt, steniging van de duivel bij Mina, en het offeren van een dier.
Spirituele betekenis: De ḥajj is voor velen een
hoogtepunt van hun spirituele leven. In het iḥrām-gewaad staan alle
pelgrims gelijk voor God. De rituelen verwijzen naar overgave, oordeel en
zuivering van zonden:
"Als op de dag dat zijn moeder hem baarde" (zonder zonden), aldus
de profeet.
Ethische/sociale betekenis: De ḥajj verenigt jaarlijks miljoenen moslims van over de hele wereld. De gezamenlijke rituelen en gelijke kleding onderstrepen universele broederschap en eenheid. Teruggekeerde pelgrims dragen vaak de eretitel ḥājj en worden gezien als moreel voorbeeld.
Deze vijf zuilen verbinden het innerlijke geloof met uiterlijke daden - ze vormen spirituele disciplines én ethische leerscholen.
Zo cultiveert de shahāda waarachtigheid, het gebed discipline en nederigheid, de zakāt vrijgevigheid en gerechtigheid, het vasten zelfbeheersing en empathie, en de ḥajj opoffering en eenheid. Geloof (īmān) en praktijk (ʿamal) zijn onlosmakelijk: de zuilen geven het geloof een concrete vorm die karakter en gemeenschap beïnvloedt.
Hoewel moslims wereldwijd verschillen in cultuur, taal of interpretatie, delen zij deze vijf rituele en ethische fundamenten. Ze vormen een gemeenschappelijke erfenis die de islamitische gemeenschap bijeenhoudt en het individuele geloof voortdurend voedt.
BELANGRIJKSTE STROMINGEN IN DE ISLAM
Hoewel alle moslims de shahāda delen en de Koran als heilige bron erkennen, bestaat er binnen de islam een rijk spectrum aan stromingen en denominaties. De drie belangrijkste hoofdstromingen zijn het soennisme, het sjiisme en het ibadisme.
Soennisme
De soennitische islam is verreweg de grootste stroming, waartoe circa 85-90% van de moslims behoort. De term soennieten verwijst naar "volgers van de soenna (traditie) van de profeet".
Soennieten erkennen de eerste vier kaliefen (Abū Bakr, ʿUmar, ʿUthmān en ʿAlī) als rechtgeleide leiders na Mohammed en verwerpen de erfelijke imam-lijn zoals die door sjiieten wordt aangehangen.
Kenmerken: Soennisme kenmerkt zich door nadruk op de autoriteit van de Koran én de soenna, zoals overgeleverd via metgezellen. Men hecht waarde aan consensus (ijmāʿ) van de gemeenschap en van geleerden in geloofszaken. Er zijn vier grote juridische rechtsscholen: Hanafi, Maliki, Shafiʿi en Hanbali.
Theologische stromingen binnen het soennisme variëren van het rationele Ashʿarisme en Māturīdisme tot het meer letterlijke Athari/Salafi-denken. Het soennisme kent geen centrale geestelijke leider; autoriteit rust bij gerespecteerde geleerden (ʿulamāʾ) en instellingen zoals al-Azhar (Egypte).
Verspreiding: Soennisme is wijdverspreid in Egypte, Turkije, Indonesië, Pakistan, Nigeria, Soedan en de meeste Arabische Golfstaten. Ongeveer 87-90% van de moslims wereldwijd is soennitisch.
Interne diversiteit: Binnen het soennisme bestaan spiritualiteitsvormen zoals het soefisme, modernistische stromingen (zoals de hervormers rond Muhammad ʿAbduh), en revivalistische bewegingen zoals het Wahhābisme/Salafisme.
Een hedendaags voorbeeld van soennitisch pluralisme is de Amman-boodschap (2004), waarin zowel soennitische als sjiitische en ibaditische stromingen werden erkend als legitieme vormen van islam.
Soennisme vormt een brede koepel waarin vele volkeren en visies samenkomen, verbonden door erkenning van Koran, soenna en de metgezellen.
Sjiisme
De sjiitische islam (shīʿat ʿAlī - "partij van ʿAlī") vormt de op één na grootste stroming binnen de islam, met circa 10-13% van de moslims. Het sjiisme onderscheidt zich met name door de opvatting dat ʿAlī ibn Abī Tālib en zijn nakomelingen door God zijn aangewezen als rechtmatige leiders (imams).
Onderverdelingen binnen het sjiisme:
- Twaalvers (Imamieten): Grootste groep. Geloven in een lijn van twaalf imams die eindigt met de verborgen imam (al-Mahdi). Staatsgodsdienst in Iran, belangrijk in Irak en Libanon.
- Ismāʿīlieten: Volgen een andere lijn na de zesde imam. Esoterischer van aard. Hedendaagse Nizārī-Ismāʿīlieten erkennen de Aga Khan als spiritueel leider.
- Zaydieten: Voornamelijk in Jemen. Leggen minder nadruk op onfeilbaarheid van imams; doctrinair dichter bij het soennisme.
Kenmerken: Sjiieten leggen nadruk op de Ahl al-Bayt (familie van de Profeet) en het spirituele leiderschap (wilāya) van de imams. Twaalversjiieten kennen een geestelijke hiërarchie van ayatollahs. Herdenking van Karbalā en martelaarschap van Ḥusayn speelt een centrale rol.
Verspreiding: Sjiieten zijn dominant in Iran, Irak, Azerbeidzjan en Bahrein. Grote minderheden leven in Libanon, Jemen, Syrië, Pakistan en India.
Sjiisme versus soennisme: Het schisma ontstond rond de opvolging van Mohammed. Sjiieten erkennen de spirituele autoriteit van de imams; soennieten legitimeerden het kalifaat. Theologisch wijken ze af in kwesties zoals taqiyya (geloofsverhulling) en ʿādil imām (rechtvaardige leider), maar delen fundamentele geloofspunten (Koran, vijf zuilen, profeten).
Steeds meer geleerden roepen op tot eenheid: "Wij bidden allen richting dezelfde qibla."
In initiatieven als de Amman-boodschap (2004) erkenden soennitische en sjiitische geleerden elkaars rechtscholen als legitiem binnen de islam. Spanningen bestaan, maar de gemeenschappelijke kern is breder dan de verschillen.
Ibadisme
Het ibadisme is een kleine maar oude stroming. Ibadieten vormen de meerderheid in Oman (±70-75%) en kleine gemeenschappen in Noord-Afrika en Zanzibar. Het ibadisme ontstond in de 7e eeuw uit de vroege Kharidjietenbeweging, maar ontwikkelde zich tot een gematigde en onafhankelijke stroming.
Kenmerken: Ibadieten erkennen Abū Bakr en ʿUmar, maar verwierpen ʿAlī's leiderschap na de fitna. Ze benadrukken persoonlijke vroomheid, sobere levensstijl en rechtvaardigheid van leiders. Ibadieten vermijden het extremisme van de Kharidjieten en beschouwen zichzelf als "middenweg" tussen soennisme en sjiisme.
Rechtsleer: Ibaditische fiqh heeft eigen tradities, maar vertoont sterke overeenkomsten met Malikitische en Shafiʿitische rechtsscholen. Hun religieuze praktijken wijken op subtiele punten af (bv. houding in gebed, huwelijk, erfenis).
Historisch: Oman kende sinds de 8e eeuw ibaditische imams en een onafhankelijke religieuze structuur. Noord-Afrika telde middeleeuws ibaditische rijken, zoals het Rostamiden-imamaat.
Verspreiding: Vandaag is Oman het enige land met ibaditische meerderheid. De Omaanse sultans zijn zelf ibaditisch en hebben een beleid van religieuze verdraagzaamheid gevoerd.
Verhouding tot andere stromingen: Ibadieten beschouwen zichzelf niet als soennitisch of sjiitisch. Ze delen gebruiken met beide stromingen en staan bekend om hun pragmatisme. Oman speelt vaak bemiddelende rol in conflicten tussen soennitische en sjiitische machten.
Ibadisme laat zien dat vroege afscheiding niet per se leidt tot conflict: de tussenpositie biedt ruimte voor dialoog en stabiliteit.
Conclusie
Soennisme, sjiisme en ibadisme vertegenwoordigen de drie voornaamste stromingen binnen de islam. Ze verschillen in visie op leiderschap en interpretatie, maar zijn allen geworteld in de Koran en het profetische voorbeeld.
In de moderne islamitische wereld groeit het besef van eenheid binnen verscheidenheid.
Initiatieven zoals de Amman-verklaring (2004) onderstrepen dat verschillen in rechtscholen of theologische accenten geen uitsluiting mogen veroorzaken. Tegelijk zijn er regio's waar sektarische spanningen reëel zijn - meestal politiek geladen. In veel samenlevingen zien we echter ook harmonieuze co-existentie: soennieten en sjiieten die samen leven, trouwen, en bidden; ibadieten die in Oman en daarbuiten vredig naast andere moslims bestaan.
Geloof in God, erkenning van de Profeet, het gebed richting Mekka - dát is wat alle moslims verenigt.
Het soennisme is de dominante hoofdstroming; het sjiisme een spiritueel en intellectueel rijke minderheidsrichting; het ibadisme een sobere, onafhankelijke traditie. Hun co-existentie vormt een getuigenis van de interne pluriformiteit en veerkracht van de islam.
ONTWIKKELING VAN HET ISLAMITISCHE RECHT
Het islamitische recht, vaak aangeduid met het woord sharīʿa, vormt het geheel van religieus-juridische richtlijnen in de islam. Sharīʿa betekent letterlijk "de weg naar de bron" - een metafoor voor het pad dat de gelovige moet volgen.
Bronnen van de sharīʿa en vroege ontwikkeling
In de begintijd van de islam baseerde de gemeenschap zich op de Koran en het voorbeeld van de profeet Mohammed. Na diens overlijden (632) werden vier kernbronnen van islamitisch recht erkend:
- Koran - primaire bron. Bevat ±500 juridische verzen (circa 8%), waarvan ±80 concrete rechtsvoorschriften.
- Soenna - profetische praktijk, overgeleverd via hadith. Noodzakelijk voor praktische uitwerking van koranische richtlijnen.
- Qiyās - analogische redenering, toegepast bij nieuwe situaties.
- Ijmāʿ - consensus van geleerden of gemeenschap, gebaseerd op profetische uitspraak.
Daarnaast werden aanvullende principes gehanteerd, zoals istiḥsān (preferentie), ʿurf (plaatselijke gewoonte) en maṣlaḥa (algemeen welzijn), vooral binnen de Hanafische en Malikische scholen.
Het islamitisch recht combineert openbaring met menselijke interpretatie - een zoektocht naar rechtvaardigheid in veranderende tijden.
De vier soennitische rechtsscholen
Vanaf de 8e eeuw ontstonden meerdere juridische tradities. Vier daarvan groeiden uit tot blijvende stromingen:
- Hanafische school: Gesticht door Abū Ḥanīfa (†767, Kufa). Bekend om rationele benadering (raʾy) en gebruik van istiḥsān. Oudste en wijdst verspreide school; dominant in Centraal-Azië, Zuid-Azië, Turkije, Balkan.
- Malikische school: Gesticht door Mālik ibn Anas (†795, Medina). Baseert zich op praktijk van Medina. Centraal in Noord- en West-Afrika. Hanteert maṣlaḥa en erkent ʿurf als aanvullend principe.
- Shafiʿitische school: Gesticht door Muhammad al-Shāfiʿī (†820). Legde grondslag voor usūl al-fiqh (rechtsmethodologie). Strikte volgorde: Koran → soenna → qiyās → ijmāʿ. Verspreid in Egypte, Syrië, Indonesië, Oost-Afrika.
- Hanbalitische school: Gesticht door Aḥmad ibn Hanbal (†855, Bagdad). Letterlijke benadering; verkiest Koran en hadith boven analogie. Klein van oorsprong, maar later dominant in Saoedi-Arabië en Qatar via Wahhābisme.
Deze vier rechtsscholen verschillen in methode en interpretatie, maar worden binnen het soennisme allemaal als legitiem erkend.
De rechtsscholen zijn geen tegenstellingen, maar benaderingen - zij geven vorm aan de veelzijdigheid van de islamitische rechtspraktijk.
Sharīʿa en fiqh: goddelijke wil versus menselijk begrip
Sharīʿa verwijst naar de goddelijke wil, fiqh naar het menselijke begrip daarvan. Waar sharīʿa als perfect en onveranderlijk wordt beschouwd, is fiqh feilbaar en contextgebonden.
Klassiek werd gesteld:
"Als de rechtsgeleerde zijn best doet en zich vergist, krijgt hij één beloning; als hij juist oordeelt, twee."
Deze visie legitimeerde het bestaan van meerdere geldige interpretaties. Verschillende uitkomsten konden naast elkaar bestaan binnen de brede kaders van de sharīʿa.
De vier scholen symboliseren deze pluraliteit: door verschillende benaderingen blijft het recht levendig en toepasbaar op uiteenlopende contexten en tijden.
Historische dynamiek en hedendaagse situatie
Opmars en consolidatie: Rond de 10e eeuw waren de vier soennitische rechtsscholen uitgekristalliseerd. Er trad consolidatie op: het werd gebruikelijk dat een student zich aan één madhhab verbond en daarin werd opgeleid. Dit wordt de periode van taqlīd genoemd ("volgen van precedent"), waarin men de klassieke imams zo gezaghebbend achtte dat latere geleerden vooral binnen de kaders van de school werkten in plaats van zelfstandig de basisbronnen te herinterpreteren. Dit gaf stabiliteit en uniformiteit binnen iedere regio.
Sjiitische en ibaditische rechtstradities: Parallel ontwikkelden de sjiieten hun eigen fiqh. Twaalversjiieten volgen de Jaʿfarī-school (genoemd naar de 6e imam, Jaʿfar al-Ṣādiq). Deze lijkt in praktijk op de soennitische fiqh, maar met eigen hadithverzamelingen en aanvullende principes, zoals ʿaql (rede) bij gebrek aan openbaring. Ibadieten ontwikkelden eveneens een zelfstandige rechtsleer, maar hun juridische praktijk komt vaak dicht bij die van de soennieten.
Sharīʿa in de premoderne samenlevingen: In het klassieke kalifaat was sharīʿa het leidende rechtskader, toegepast door qāḍī's (rechters) in rechtbanken verbonden aan madrasahs. Het regelde familie, handel en strafzaken, vaak naast lokaal gewoonterecht. Heersers vaardigden ook qanun uit - seculiere verordeningen voor bestuurlijke uniformiteit. Dit kwam vooral voor in het Ottomaanse Rijk.
Koloniale disruptie en codificatie: Vanaf de 19e eeuw voerden koloniale machten Europees recht in, vooral op straf- en handelsgebied. De sharīʿa bleef soms gelden in familierecht - zoals in Brits-Indië met de "Anglo-Mohammedan Law". Na de onafhankelijkheid codificeerden veel staten het familierecht met een mix van sharīʿa en moderne principes. Turkije schafte sharīʿa volledig af (1926), terwijl landen als Egypte en Pakistan deze behielden, zij het met hervormingen.
Hervormingsbewegingen in het recht: Sinds de 19e eeuw pleitten hervormers voor hernieuwde idjtihād - herinterpretatie van bronnen in het licht van veranderde omstandigheden. Denkers als Muhammad ʿAbduh, Fazlur Rahman en Tariq Ramadan zoeken aansluiting bij de oorspronkelijke ethiek van de sharīʿa - zoals rechtvaardigheid en algemeen welzijn - en bepleiten hervorming. Daartegenover staan literalistische bewegingen (bv. sommige salafi's) die juist een letterlijke toepassing van Koran en hadith nastreven.
Tussen traditie en hervorming zoekt het islamitisch recht naar een balans tussen eeuwige waarden en tijdelijke contexten.
Sharīʿa in hedendaagse staten:
- Saoedi-Arabië en Iran: Sharīʿa is officieel basis van alle wetgeving (respectievelijk Hanbalitisch en Jaʿfaritisch).
- Egypte, Pakistan e.a.: Sharīʿa is grondwettelijk bron der wetgeving; gecodificeerd recht blijft dominant, vooral in familierecht.
- Turkije, Centraal-Azië: Seculier systeem; sharīʿa speelt geen rol in de wet, maar wel in persoonlijke geloofspraktijk.
Breder perspectief: Sharīʿa omvat méér dan het strafrecht waar westerse media vaak op focussen. Ook rituelen, moraal, zorg voor armen, huwelijk en rentebeleid vallen eronder. Sharīʿa is voor moslims een totaalsysteem voor het leven, gericht op maslaḥa (welzijn) van mens en samenleving.
Vandaag debatteren islamitische juristen over de verhouding tussen sharīʿa en mensenrechten. Via maqāṣid al-sharīʿa (doelen van de sharīʿa - bescherming van geloof, leven, verstand, familie, bezit) wordt betoogd dat herinterpretatie nodig is om deze doelen in de moderne wereld te verwezenlijken. Zo stellen sommigen dat waar klassieke fiqh polygamie toestond onder voorwaarden, de hedendaagse context die voorwaarden vrijwel uitsluit.
Het islamitische recht groeide van openbaring naar een verfijnd systeem van menselijke interpretatie. De vier soennitische rechtsscholen - Hanafi, Maliki, Shafiʿi, Hanbali - vormen klassieke fundamenten. Tot op heden blijft de sharīʿa een centraal referentiepunt voor moslims: niet enkel een wetboek, maar een weg van leven.
ISLAMITISCHE MYSTIEK
De islamitische mystiek - vaak aangeduid als 'soefisme' (Arabisch: taṣawwuf) - vormt de innerlijke, spirituele dimensie van de islam. Waar de sharīʿa de uiterlijke richtlijnen biedt, richt het soefisme zich op het zuiveren van het hart en het bewust leven in Gods nabijheid.
Kernidee en doel
Het doel van het soefisme is de ziel te zuiveren en God intens lief te hebben. Soefi's streven naar een voortdurende innerlijke herinnering aan de aanwezigheid van Allah. Een kernbegrip is iḥsān:
"God dienen alsof je Hem ziet, en als jij Hem niet ziet, weten dat Hij jou ziet."
De mystieke eenheid met God - fanāʾ (vergaan van het ego) en baqāʾ (voortbestaan in God) - vormt het spirituele einddoel.
Het soefisme is de weg van de liefde: het ego oplossen om het goddelijke Licht te weerspiegelen.
Kernpraktijken van het soefisme
- Dhikr (herinnering): Ritmische herhaling van Gods namen of zinnen zoals "Lā ilāha illā-llāh". Kan luid (bijv. Mevlevī-orde) of stil (bijv. Naqshbandiyya) zijn. Doel: een constant Godsbewustzijn.
- Meditatie (murāqaba): Innerlijke concentratie op Gods eigenschappen of licht. Doel: het ego (nafs) stil maken en het hart (qalb) openen.
- Ascese (zuhd): Sober leven en onthechting van wereldse zaken. De term soefi wordt soms herleid tot ṣūf (wol), verwijzend naar eenvoudige wollen kleding.
- Liefde en devotie: God als Geliefde (al-Ḥabīb), de mens als minnaar. Samāʿ (muziek, poëzie) wordt gebruikt om extase en liefde op te wekken.
- Sohbat en ṭarīqa: Geleid worden door een meester (shaykh) in een orde (ṭarīqa), met persoonlijke begeleiding op het pad. De discipel (murīd) volgt specifieke oefeningen in een spirituele gemeenschap.
Belangrijkste soefi-ordes (ṭuruq)
- Qādiriyya: Oudste orde. Gesticht door ʿAbd al-Qādir al-Jīlānī. Nadruk op sobere dhikr en dienstbaarheid.
- Naqshbandiyya: Bekend om stille dhikr en khalwat dar anjuman ("innerlijke afzondering in de wereld"). Sterk meditatief en gestructureerd.
- Mevlevī (Mawlawi): Rond Rūmī. Beroemd om de draaiende derwisjen. Poëzie en muziek als weg tot extase.
- Chishtiyya: Indiaas. Bekend om liefde, gastvrijheid, qawwali (muzikale devotie).
- Tijaniyya: Populair in West-Afrika. Sociaal geëngageerd, gericht op toegankelijke devotie.
Andere ordes zoals de Shādhiliyya, Rifāʿiyya, Darqawiyya e.a. hebben elk eigen praktijken, regionale spreiding en nadrukken.
Symboliek in het soefisme
- Liefdesmetafoor: De ziel als minnaar, God als geliefde. Liefde als hoogste spirituele kracht.
- De reis: Spirituele ontwikkeling als een tocht door maqāmāt (stations) en aḥwāl (toestanden).
- Licht (nūr): God wordt in Koran 24:35 omschreven als Licht. Lichtsymboliek verwijst naar innerlijke verlichting.
- Dhikr-objecten: Gebedskrans (misbaha), soefimantel (khirqa) en derwisjmuts als tekens van verbondenheid en overgave.
- Silsila: Spirituele afstammingslijn van de orde. Wordt gezien als bron van baraka (zegen).
Spirituele doelen
Het ultieme doel is maʿrifa - innerlijke kennis van God. Uitspraken als "Ana l-Ḥaqq" (Ik ben de Waarheid) verwijzen naar fanāʾ fi ʾllāh: het verdwijnen van het ego in God. De soefi streeft ernaar een al-insān al-kāmil (volmaakte mens) te worden, die God weerspiegelt in mededogen en wijsheid.
Soefisme herinnert eraan dat de kern van religie niet enkel in wetten ligt, maar in de extatische ontmoeting met het Heilige.
Hoedanigheid binnen de islam
Soefisme is geen sekte, maar een dimensie van de islam - aanwezig in zowel soennitische als sjiitische contexten. De meeste klassieke geleerden waren met een orde verbonden. Toch is er soms spanning geweest met orthodoxe of literalistische stromingen (zoals Wahhābisme of salafisme), die bepaalde praktijken (zoals heiligenverering of muziek) verwerpen.
In moderne tijd ondersteunen sommige staten (zoals Marokko, Egypte) actief soefi-ordes als bolwerk tegen extremisme. In het Westen is soefisme populair geworden via vertalingen van poëzie van Rūmī, zij het vaak losgekoppeld van islamitische context (universeel soefisme).
Het soefisme vormt het hart van de islamitische spiritualiteit. Door dhikr,
liefde, ascese en begeleiding zoekt de soefi een intieme nabijheid tot God.
De poëtische taal, muziek en symboliek drukken uit wat het rationele denken
overstijgt: de eenwording van ziel en Schepper. Soefisme toont dat de islam
niet alleen een religie van wet en leer is, maar ook van hartstocht en
innerlijke transformatie.
KLASSIEKE ISLAMITISCHE FILOSOFIE
In de middeleeuwen kende de islamitische wereld een opmerkelijke intellectuele bloei, waarin ook de filosofie (falsafa) een centrale rol speelde. Klassieke islamitische filosofie was een synthese van Grieks gedachtegoed en islamitische religieuze inzichten.
Ontstaan van islamitische filosofie
Tijdens de Abbasidische periode stimuleerde een grote vertaalbeweging in Bagdad de overdracht van Griekse filosofie naar het Arabisch. In het Huis der Wijsheid (Bayt al-Ḥikma) werden werken van Plato, Aristoteles, Plotinus e.a. vertaald en gecommentarieerd.
Twee stromingen kristalliseerden:
- Peripatetische filosofie (Mashshāʾī): gebaseerd op Aristoteles en het neoplatonisme, met als vertegenwoordigers o.a. al-Fārābī en Avicenna.
- Theologisch-mystieke kritiek: verdedigd door figuren als al-Ghazālī en later verder ontwikkeld door mystici zoals Ibn ʿArabī.
Centrale vragen waren: hoe verhouden rede en openbaring zich, en wat is de aard van God, de kosmos en de ziel?
Al-Fārābī (ca. 872-950)
Al-Fārābī, "de tweede meester" (na Aristoteles), werkte aan een harmonisatie van filosofie en profetie. In al-Madīna al-Fāḍila beschrijft hij een ideale staat geleid door een filosoof-profeet.
- Rede en openbaring: Religie is filosofie in symbolen - waarheid in verbeelde vorm voor de massa.
- Metafysica: Hij adopteerde een emanatietheorie - van God vloeien intelligenties voort die het universum ordenen.
- Ethiek en politiek: De deugdzame stad vereist een leider met morele en intellectuele perfectie.
- Logica en wetenschap: Classificeerde de wetenschappen en schreef over Aristoteles' Organon.
Avicenna (Ibn Sīnā, 980-1037)
Avicenna was een encyclopedisch denker uit Perzië. Zijn werk Kitāb al-Shifāʾ is een mijlpaal in de islamitische filosofie.
- Metafysica: Onderscheid tussen essentie en bestaan. Alleen God is wājib al-wujūd (noodzakelijk bestaan).
- Kosmologie: Wereld vloeit eeuwig uit God via Intelligences; God blijft onveranderlijk.
- Ziel: Argument van de "vliegende mens" toont zelfstandigheid en onsterfelijkheid van de ziel.
- Kennis: Kennis is imprint van vormen via het Actieve Intellect.
- Ethiek: Aristotelisch geïnspireerd: het doel is saʿāda (geluk) via intellectuele volmaaktheid.
- Rede en openbaring: Profeten brengen filosofische waarheid in verbeelde vorm - maar hij stuitte op kritiek inzake schepping, God's kennis van particulars en lichamelijke opstanding.
Al-Ghazālī (1058-1111)
Al-Ghazālī was theoloog, jurist en mysticus. In Tahāfut al-Falāsifa bekritiseerde hij de filosofen op 20 punten - 3 daarvan achtte hij strijdig met de islam.
- Drie centrale aanklachten:
- Eeuwigheid van de wereld.
- God kent geen particulars.
- Geen lichamelijke opstanding.
- Occasionalisme: Verwerpt noodzakelijke causaliteit - oorzaken zijn gewoon gewoonten van God.
- Mystiek: In Iḥyāʾ ʿulūm al-dīn combineert hij fiqh en spirituele ethiek.
- Rede en openbaring: Rede is nuttig, maar ondergeschikt aan openbaring en mystieke ervaring.
Ibn Rushd (Averroes, 1126-1198)
Ibn Rushd uit Andalusië verdedigde de filosofie in Faṣl al-Maqāl (Decisive Treatise) en Tahāfut al-Tahāfut (Incoherentie van de incoherentie).
- Rede en openbaring: Geen conflict; filosofie is geboden voor wie daartoe bekwaam is. Versen met tegenstrijdige strekking dienen allegorisch te worden gelezen.
- Metafysica: Verwerpt Avicenna's emanatieleer; pleit voor eeuwige schepping als afhankelijk proces.
- Ethiek en politiek: Commentaar op Plato's Republiek; benadrukt gedeelde waarheid via verschillende wegen.
- Invloed: Groot in Europa via Latijnse vertalingen, minder in oostelijke islam.
Ibn ʿArabī (1165-1240)
Mysticus en metafysicus. Zijn waḥdat al-wujūd (eenheid van bestaan) en idee van al-insān al-kāmil (de volmaakte mens) waren invloedrijk.
- Waḥdat al-wujūd: God is de enige Werkelijkheid; alles manifesteert Zijn eigenschappen.
- Al-insān al-kāmil: De volmaakte mens weerspiegelt alle goddelijke namen - culminatie in de figuur van de profeet Mohammed.
- Ethiek: Het cultiveren van goddelijke eigenschappen. Liefde en tolerantie centraal.
- Rede en openbaring: Mystieke kennis (dhawq) overstijgt discursieve rede. Openbaring ontsluit zich in de verlichte ziel.
Voor Ibn ʿArabī zijn rede en openbaring geen tegenpolen, maar beide manifestaties van het goddelijke Licht.
Rede versus openbaring: overzicht
- Al-Fārābī, Avicenna: Rede en openbaring zijn complementair - de profeet als filosoof voor de massa.
- Al-Ghazālī: Openbaring gaat boven rede in theologische kwesties; mystieke ervaring is hoogste zekerheid.
- Ibn Rushd: Volledige harmonie - schijnbare conflicten vragen hermeneutische herlezing.
- Ibn ʿArabī: Eenheid van kennis - directe godservaring verenigt rede en openbaring.
Metafysica en kennis
- God: Van transcendente bron (wājib al-wujūd) tot immanente aanwezigheid (Ibn ʿArabī).
- Schepping: Eeuwigheid (Avicenna, Rushd) versus schepping uit niets (Ghazālī).
- Ziel: Van substantiële ziel (Avicenna) tot universeel intellect (Rushd) en mystiek zelf (Ibn ʿArabī).
- Kennis: Rede, profetie en gnosis als wegen naar de waarheid.
Ethiek
- Deugdethiek: Aristotelisch bij Farabi en Avicenna.
- Islamisering: Ghazālī islamiseerde deugden; spiritualiseerde ze.
- Doel: Saʿāda als hoogste vorm van geluk - intellectueel (filosofen), spiritueel (mystici), paradijselijk (theologen).
In de ethiek streefden allen naar vervulling van de menselijke potentie - door intellect, liefde of gehoorzaamheid.
Historische nasleep
Na Ghazālī verschoof het filosofisch zwaartepunt naar Iran en India. Suhrawardī, Mulla Ṣadrā e.a. combineerden mystiek en filosofie. In het Ottomaanse Rijk werd filosofie vaak opgenomen in theologie en soefisme.
Vandaag zijn Avicenna's argumenten populair in apologetiek, Ghazālī's kritieken relevant in geloof-wetenschapsdiscussies, en Ibn Rushd een icoon voor modern rationeel islamdenken. Ibn ʿArabī wordt wereldwijd gelezen als mystieke meester.
Klassieke islamitische filosofie toont een rijke dialoog tussen rede en openbaring.
Denkers als al-Fārābī en Avicenna trachtten beide te verbinden in rationele
systemen. Ghazālī bekritiseerde dit vanuit de openbaring. Ibn Rushd verdedigde
de rede, en Ibn ʿArabī transformeerde rede in mystiek weten. De thema's rede vs. openbaring, metafysica,
en ethiek kregen diverse antwoorden, maar allen verrijkten
het islamitisch denken. Hun werk getuigt van een beschaving die dacht, vroeg,
onderzocht en geloofde - en de waarheid zocht in zowel tekst als rede, in
symboliek en ervaring.
GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM
De geschiedenis van de islam beslaat veertien eeuwen en kent een indrukwekkende religieuze, politieke en culturele ontwikkeling. Hier volgt een beknopt overzicht van de grote lijnen, van profeet Mohammed tot de hedendaagse islamitische wereld.
Ontstaan en vroege expansie (7e eeuw)
- 610 n.Chr.: Mohammed ontvangt in Mekka zijn eerste openbaring via de engel Gabriël. Hij roept op tot monotheïsme, afwijzing van afgoderij en morele hervorming.
- 622 - Hidjra naar Medina: De migratie naar Yathrib (Medina) markeert het begin van de islamitische jaartelling. Mohammed wordt daar ook politiek leider.
- 630 - Overname van Mekka: Na jaren van conflict geeft Mekka zich over. De Kaʿba wordt gezuiverd van afgodsbeelden.
- 632 - Overlijden van Mohammed: Het Arabisch Schiereiland is grotendeels verenigd onder de islam.
- Rashidun-kalifaat (632-661): Onder Abū Bakr, ʿUmar, ʿUthmān en ʿAlī breidt het rijk zich snel uit en ontstaan fundamenten van bestuur.
Kalifaat van de rechtgeleiden en vroege conflicten
- ʿUmar ibn al-Khaṭṭāb: Leidt de veroveringen van Syrië, Perzië en Egypte. Organiseert het leger, belastingen en status van niet-moslims.
- ʿUthmān ibn ʿAffān: Canoniseert de Koran. Wordt vermoord na interne spanningen.
- ʿAlī ibn Abī Tālib: Zijn leiderschap leidt tot de eerste fitna (burgeroorlog). Zijn dood in 661 markeert het einde van de periode van de vier rechtgeleide kaliefen.
De vroege kaliefen legden zowel de spirituele als politieke grondslagen van de islamitische beschaving.
Dynastieke kalifaten: Omajjaden en Abbasiden (7e-13e eeuw)
- Omajjaden (661-750): Muʿāwiya vestigt een dynastie. Hoofdstad: Damascus. Expansie naar Spanje en Centraal-Azië. Arabisering van bestuur en muntwezen. Verzet onder mawālī en sjiieten leidt tot de Abbasidische revolutie.
- Abbasiden (750-1258): Nieuwe hoofdstad: Bagdad. Begin van de islamitische Gouden Eeuw. Bloei van wetenschap, filosofie, literatuur. Kaliefen als Hārūn al-Rashīd en al-Maʾmūn symboliseren culturele pracht.
- Wetenschap en cultuur: Grote denkers zoals al-Khwārizmī, Ibn Sīnā, al-Rāzī. Ontwikkeling van algebra, geneeskunde, optica en filosofie.
- Stedelijke en economische bloei: Wereldhandel via de Zijderoute, bloeiende steden als Bagdad en Cordoba.
- Fragmentatie: Regionale dynastieën (Fatimiden, Samaniden, Buyiden). Abbasiden blijven als geestelijk symbool.
De islamitische wereld werd centrum van wereldkennis en innovatie, met Bagdad als intellectuele hoofdstad.
Kruistochten en Mongoolse invasies
- Kruistochten (1095-1291): Verovering van Jeruzalem (1099), heroverd door Ṣalāḥ al-Dīn (1187). Laatste kruisvaarders verdreven in 1291.
- Mongolen (1258): Plundering van Bagdad. Einde Abbasidisch kalifaat in Irak. Mongolen worden later zelf islamitisch.
De islamitische wereld kende grote bloei en later politieke versplintering.
Rijken als de Fatimiden,
Omajjaden van Spanje, en
Seltsjoeken kwamen op. De Abbasiden bleven
als religieus symbool voortbestaan. De weg werd voorbereid voor nieuwe
grootmachten zoals het Ottomaanse Rijk.
KOLONISATIE EN MODERNITEIT (19E-21E EEUW)
Vanaf de 18e eeuw verzwakken islamitische rijken. Europese mogendheden koloniseren grote delen van de islamitische wereld.
Europese overheersing
- Ottomaanse Rijk: "Zieke man van Europa". Verliest gebieden en wordt economisch afhankelijk.
- Brits-Indië: Val van het Mogolrijk; ontstaan van Brits-Indië (incl. Pakistan, Bangladesh).
- Afrika: Frankrijk in Algerije, Marokko, West-Afrika. Groot-Brittannië in Egypte en Soedan. Italië in Libië.
- Zuid- en Zuidoost-Azië: Nederland in Indonesië, Groot-Brittannië in Maleisië en Brunei.
Rond 1914 stond het merendeel van de moslims wereldwijd onder koloniaal bestuur.
Einde van het kalifaat en dekolonisatie
- 1924 - Afschaffing kalifaat: Atatürk maakt van Turkije een seculiere republiek; het Ottomaanse kalifaat wordt formeel beëindigd.
- Na WOII: Grote golf van onafhankelijkheid:
- Indonesië (1945)
- Pakistan en India (1947)
- Syrië, Libanon, Jordanië (1940s)
- Egypte (1952)
- Algerije (1962)
Moderne politieke en religieuze ontwikkelingen
- Nationalisme vs. pan-islamisme: Velen kiezen aanvankelijk voor nationalisme, maar pan-islamistische idealen blijven leven.
- Islamisme: Bewegingen als de Moslimbroederschap (Egypte), Jamaat-e-Islami (Zuid-Azië), Iraanse Revolutie (1979) tonen opkomst van politiek islamisme.
-
Hedendaagse staten: Van theocratisch (Iran,
Saoedi-Arabië) tot seculier (Turkije, Kazachstan).
Binnen landen mengen soennieten, sjiieten en anderen. Initiatieven als de Amman Message (2004) pleiten voor intra-islamitische tolerantie.
Islam in het Westen
- Migratie en aanwezigheid: Islam is tweede religie in Europa (~5%). Grote gemeenschappen in Frankrijk, Duitsland, VK, Nederland en België.
- Dynamiek: Oprichting van moskeeën, organisaties, onderwijs. Tegelijk uitdagingen rond integratie en islamofobie.
- Nieuwe stromingen: Opkomst van Euro-islam, feministische islam, liberale interpretaties.
De wereldwijde ummah is door globalisering hechter dan ooit: moslims volgen elkaars situatie, debatteren online, en bouwen gemeenschappen over grenzen heen.
De islamitische geschiedenis is er een van opmerkelijke veerkracht en transformatie. Van een profeet in Mekka tot een wereldreligie met 1,9 miljard volgelingen. Van kalifaten en wetenschappelijke bloei tot koloniale onderdrukking en moderne heropleving. Moslims hebben eeuwenlang bijgedragen aan beschaving en kennis, en blijven vandaag zoeken naar hun plaats in een veranderende wereld. De kernwaarden van tawḥīd, rechtvaardigheid en taqwā blijven richting geven - in Medina, Bagdad, Jakarta én in Europa.
VERGELIJKING MET ANDERE RELIGIES
Religies verschillen qua geloofsleer, maar vertonen vaak verrassende parallellen op het gebied van mystiek, ethiek, godsbegrip en spirituele praktijk. Hier vergelijken we de islam met taoïsme, boeddhisme en christendom.
Mystiek: innerlijke ervaring van het goddelijke
- Islam (soefisme): Richt zich op de liefdesband met God. Kernbegrippen als fanāʾ (opgaan in God), dhikr (Godsgedenken), muraqaba (meditatie) en extatische poëzie tonen het streven naar directe godservaring.
- Christendom: Mystici als Meester Eckhart en Teresa van Ávila zochten unio mystica - eenwording met God. Stilte, gebed, ascese en liefde vormen het pad.
- Boeddhisme: Verlichting (nirvāṇa, satori) als innerlijke bevrijding. Ego-vervaging via meditatie lijkt op fanāʾ. Het niet-zelf (anattā) herinnert aan soefistische zelfopheffing.
- Taoïsme: Het Tao is de onnoembare bron; eenwording via wu wei (niet-handelen), ademtechnieken, eenvoud. Mystiek draait om meegaan met de natuurlijke stroom - vergelijkbaar met overgave aan de Goddelijke Wil.
Mystieke stromingen delen een universeel verlangen: voorbij woorden treden in directe ervaring van het Heilige.
Ethiek: morele waarden en gedragsprincipes
- Gulden Regel: In vrijwel alle religies: behandel anderen zoals je zelf behandeld wilt worden.
- Compassie:
- Islam: raḥma - barmhartigheid van God en mens.
- Christendom: agapè - naastenliefde.
- Boeddhisme: karuṇā - mededogen.
- Taoïsme: ci - mededogen als levenshouding.
- Waarachtigheid:
- Islam: eerlijkheid (ṣidq).
- Boeddhisme: juist spreken.
- Christendom: oprechtheid, reinheid van hart.
- Vergeving en gerechtigheid: Islam en christendom combineren straf en vergeving. Boeddhisme en taoïsme leggen nadruk op wrokloosheid en loslaten.
- Matigheid en zelfbeheersing: Alle tradities waarschuwen tegen overdaad en pleiten voor zelfdiscipline.
- Altruïsme: Soefi's, bodhisattva's, christelijke heiligen - allemaal voorbeelden van mensen die zichzelf wegcijferen voor het welzijn van anderen.
Ethiek draait om innerlijke deugd: eerlijkheid, mededogen, matigheid en vergevingsgezindheid zijn universeel erkend als idealen.
Godsbegrip: de ultieme werkelijkheid
-
Islam en christendom: Monotheïsme. Eén persoonlijke God
die betrokken is bij de schepping.
Verschil: Drie-eenheid in christendom, strikt tawḥīd in islam. Maar beide spreken over God als Liefde, Licht, Nabije. - Taoïsme en boeddhisme:
- Tao: kosmische orde, geen persoon, maar bron van alles.
- Boeddhisme: geen Schepper, maar wel Dharmakāya (universele boeddha-natuur).
- Overeenkomsten: transcendent, allesdoordringend, bron van eenheid. Vergelijkbaar met de soefistische visie van Ibn ʿArabī: God als enige werkelijke bestaan.
Ondanks uiteenlopende theologieën erkennen alle tradities een hogere werkelijkheid die heilig, overstijgend en transformerend is.
Spirituele praktijk: rituelen en devotie
- Gebed en meditatie:
- Islam: vijfmaal daags gebed (ṣalāt), dhikr, muraqaba.
- Christendom: getijdengebeden, rozenkrans, contemplatie.
- Boeddhisme: mantra's, samādhi, mālā (gebedskralen).
- Taoïsme: adem- en energieoefeningen, meditatie op de Tao.
- Vasten:
- Islam: Ramadan.
- Christendom: veertigdagentijd.
- Boeddhisme: halve dagvasten.
-
Hindoeïsme: talrijke vastendagen.
Doel: zuivering, solidariteit, discipline. - Pelgrimage:
- Islam: Hadj naar Mekka.
- Christendom: Lourdes, Santiago.
- Boeddhisme: Bodh Gaya.
-
Hindoeïsme: Ganges, Himalaya.
Overeenkomst: reis naar het heilige ter transformatie. - Heilige tekst en recitatie:
- Islam: Koranrecitatie als devotie.
- Christendom: Bijbel, psalmen.
- Boeddhisme: sutra's.
-
Hindoeïsme: Veda's, Gita.
Kracht van het woord als voertuig van waarheid. - Muziek en dans:
- Soefisme: qawwali, sema.
- Christendom: gregoriaans, gospel.
- Hindoeïsme: bhajan, kirtan.
-
Boeddhisme: monnikengezang.
Extase en devotie krijgen klank en ritme in alle tradities. - Monastiek leven en ascese:
- Islam: geen officieel kloosterwezen, maar soefi's leven vaak in afzondering.
- Christendom, boeddhisme, hindoeïsme: kennen gelofte van celibaat, armoede, gehoorzaamheid - vergelijkbaar met soefistische faqr.
- Heiligenverering:
- Islam: bij sommige soefi's (graven, baraka).
- Christendom: Maria, martelaren, relieken.
-
Boeddhisme: bodhisattva's, relikwieën.
Verlangen naar nabijheid tot het heilige via bemiddelaars is breed gedeeld.
In rituelen herkennen we het spiritueel DNA van de mensheid: bidden, vasten, zingen, reizen, eer betonen.
Gedeelde fundamenten
Ondanks doctrinaire verschillen delen islam, taoïsme, boeddhisme en christendom fundamentele spirituele intuïties:
- Mystiek: Alle religies streven naar eenwording of verlichting.
- Ethiek: Compassie, matigheid, eerlijkheid zijn universele waarden.
- Godsbegrip: Er is een transcendente werkelijkheid - God, Tao, Sunyata - die mensen willen naderen.
- Praktijken: Gebed, vasten, pelgrimage en meditatie keren overal terug.
Tegelijk blijft de uniciteit van elke traditie belangrijk. Islam kent profetie en wet (sharīʿa), christendom de incarnatie, boeddhisme het pad naar verlichting zonder Schepper, taoïsme het spontaan meegaan met de stroom van het Al.
Maar mystici uit alle religies - van Rumi tot Eckhart, van Laozi tot Boeddha - herkenden dezelfde innerlijke reis. Zoals Rumi zei:
De lamp is verschillend, maar het Licht is hetzelfde: het komt van Gene zijde.
HEDENDAAGSE ISLAM
De islam in de 21e eeuw is een wereldomspannende religie met circa 1,9 miljard volgelingen. De hedendaagse context wordt gekenmerkt door interne diversiteit, hervormingspogingen, en een nieuwe dynamiek door de aanwezigheid van moslims in westerse samenlevingen.
Pluralisme binnen de islamitische wereld
De islamitische wereld is nooit monolithisch geweest. Vandaag zijn verschillen zichtbaarder en mondiaal bespreekbaar.
- Sektarisch pluralisme: Soennieten, sjiieten, ibadieten en kleinere groepen zoals de Ahmadīya of Drusi's. De Amman Message (2004) erkende acht klassieke rechtsscholen en verwierp takfīr tussen moslims.
- Jurisprudentiële en ideologische variatie:
- Traditioneel-conservatief: gevestigde madhhab-meningen, o.a. al-Azhar.
- Salafistisch: directe terugkeer naar bronnen, vaak ritueel-streng.
- Modernistisch: contextuele interpretatie, herlezing op basis van waarden als gendergelijkheid.
- Sufisch: nadruk op spiritualiteit, ethiek, hartzuiverheid.
- Nationaal vs. pan-islamisch bewustzijn: Naast nationale identiteiten groeit door globalisering het umma-bewustzijn. Transnationale bewegingen zoals Tabligh Jamaat of Hizb ut-Tahrir illustreren de wereldwijde oriëntatie.
Binnen de islam groeit het besef dat verschillen van mening niet strijdig zijn met eenheid, maar er deel van uitmaken.
Hervormingsbewegingen en islam in moderne context
- Islamitisch modernisme: Denkers als al-Afghānī en ʿAbduh combineerden islam met rede en vooruitgang. Ze pleitten voor idjtihād en herziening van achterhaalde tradities.
- Salafistische zuiveringsbewegingen: Wahhābisme, later ook modern salafisme, beoogt zuivering van ‘bijgeloof' en een strikte lezing van de teksten.
- Sharīʿa-hervorming:
- Turkije: volledige secularisatie (1926).
- Tunesië, Marokko: hervorming familierecht.
-
Iran: deels pragmatische aanpassing binnen het theocratische
systeem.
Overal zoekt men een balans tussen islamitische principes en universele mensenrechten. - Moderne denkers:
- Fazlur Rahman: dubbele context-benadering.
- Soroush: religieuze kennis is historisch en veranderlijk.
-
Amina Wadud: vrouwvriendelijke herlezing van de Koran.
Deze stemmen zijn invloedrijk in hervormingsdebatten. - Islamistische democratische participatie: Post-islamistische modellen zoals Ennahda (Tunesië) en de AKP (Turkije) tonen nieuwe vormen van religieus geïnspireerde politiek binnen democratische kaders.
- Tegengeluid tegen extremisme: Open brieven aan ISIS (2014), de Marrakesh-verklaring (2016) en initiatieven van o.a. al-Azhar en islamitische geleerden wijzen op een herclaimen van de islamitische leer tegen geweld.
Hervorming is vaak geen breuk, maar een teruggrijpen op oorspronkelijke waarden in nieuwe contexten.
De rol van islam in het Westen
-
Identiteit en integratie:
Moslims in Europa en Noord-Amerika ontwikkelen een dubbele identiteit: loyale burgers én gelovige moslims. Spanningen ontstaan soms rond zichtbaarheid (hoofddoek, moskeeën), maar ook erkenning groeit. - Organisatie en vertegenwoordiging:
- VK: Muslim Council of Britain.
- Frankrijk: Conseil Français du Culte Musulman.
-
België: Executief van Moslims van België.
Deze coördineren religieuze diensten en vertegenwoordiging. - Nieuwe stromingen en debat:
- Vrouwelijke imams (Berlijn, Kopenhagen).
- Liberale moskeeën met inclusieve visie.
-
Discussie over islam en LGBTQ-rechten.
Het Westen functioneert deels als laboratorium voor vernieuwende interpretaties. -
Islamofobie en integratie-uitdagingen:
Discriminatie, stereotypering en populistisch discours zijn realiteiten, maar ook solidariteit groeit: na aanslagen blijken burgers religieoverstijgend verbonden in medeleven. -
Dialectiek van islam in het Westen:
Islam daagt seculiere samenlevingen uit tot werkelijk pluralisme, terwijl moslims op hun beurt leren omgaan met minderheidschap in een vrijzinnige context.
Westerse moslims dragen bij aan een bredere visie op burgerschap waarin religie geen hinderpaal is, maar bron van morele inspiratie.
Samenvatting hedendaagse islam
- Interne pluraliteit is een feit en krijgt bredere erkenning: verschil is geen bedreiging, maar rijkdom.
- Hervorming is gaande: via herlezing van teksten, herwaardering van doelen (maqāṣid), en maatschappelijk debat.
- Islam in het Westen ontwikkelt zich als gevestigde religieuze aanwezigheid, met positieve bijdragen aan samenleving én uitdagingen rond acceptatie.
- Interreligieuze dialoog groeit: documenten als A Common Word (2007) bevorderen begrip.
- Extremisme wordt breed verworpen: de dominante islamitische positie is vreedzaam, dialogisch en sociaal betrokken.
De hedendaagse islam is veelzijdig, dynamisch en in transformatie. Via herbronning, herlezing en institutionele hervorming zoekt zij haar plaats in een veranderende wereld - trouw aan haar kern van tawḥīd, gerechtigheid en Godsbewustzijn, maar open voor nieuwe uitdagingen en samenlevingsvormen.